Job Pennekamp
Hoofdstuk 1
​
‘En nu? Ga je nog meer marathons lopen?’
Dit werd me na mijn tweede marathon veel gevraagd. En steeds als iemand ernaar vroeg, moest ik diegene een concreet antwoord schuldig blijven. Mijn grote doel was namelijk bereikt: waar ik bij mijn eerste marathon uitviel, had ik nu de finishlijn wél gehaald. Maar of dit het eindstation was, of dat er nieuwe marathonavonturen in het verschiet lagen, had ik op dat moment nog geen idee van.
Niet dat ik er niet mee bezig was, integendeel. In de laatste periode voor de marathon dacht ik al veel na over wat ik daarna wilde doen, maar tegelijkertijd wilde ik er nog niet te veel mee bezig zijn. Ik hield bewust mijn focus en tunnelvisie, die ervoor zorgden dat ik niet afgeleid zou raken door verre toekomstplannen. En aangezien mijn eerste poging in het ziekenhuis eindigde, leek het me een goed idee om eerst al mijn aandacht te vestigen op mijn tweede poging, voordat ik verdere plannen zou maken. Wat ik daarna zou doen, zou ik dan wel zien.
Maar toen de marathon erop zat, de adrenaline was gezakt, ik met 3:14:41 mijn tweede grote doel, onder de 3:15 lopen, had behaald en ik plotseling niets meer hoefde, wist ik het nog steeds niet. Natuurlijk vond ik hardlopen leuk, maar ik voelde me op de een of andere manier geen échte hardloper. Ik was meer iemand die losse uitdagingen aanging, op welk gebied dan ook, en met het hardlopen nog een appeltje te schillen had. Het lopen van een marathon was het einddoel van een proces dat al met al geen half jaar, maar vierenhalf jaar had geduurd. En nu het was gelukt, werd ik plotseling geconfronteerd met de vraag of ik een ‘bucketlisthardloper’ of een échte hardloper was.
Ik hinkte op twee gedachten. Aan de ene kant smaakte dit hele avontuur naar meer. De eerste keer, toen ik uitviel, wilde ik onder de 3:30 lopen en dat voelde als het grootste obstakel waar ik ooit overheen heb moeten klimmen. Het lukte dan ook niet. Maar nu liep ik eigenlijk relatief probleemloos 3:14:41 en had ik het idee dat deze tijd zelfs nog een stukje sneller had kunnen uitvallen. Met mijn eerste marathon in het achterhoofd was ik deze tweede marathon een stuk voorzichtiger en daar had ik zeker geen spijt van, maar het zorgde er wel voor dat ik iets heb ingeleverd op mijn eindtijd. Bovendien had ik ook sterk het gevoel dat ik op de langere termijn sowieso nog een stuk sneller kon worden.
En precies daar zat de crux, want met die gedachte heb ik een haat-liefdeverhouding. Liefde, omdat het een bepaalde gretigheid, honger en ambitie laat zien. Het laat zien dat ik mezelf wil verbeteren en als sporter met een sterk gevoel van competitiviteit, op welk niveau dan ook, is dat gevoel onmisbaar. Daar is op zich niets mis mee. Sterker nog, het heeft iets heel moois en ik koester deze gevoelens.
Maar toch heeft het ook een mindere kant, omdat ik vind dat sommige dingen niet altijd sneller, beter of groter hoeven. Soms is iets gewoon mooi zoals het is. Het altijd streven naar meer is een mentaliteit die me steeds vaker tegenstaat. Alles kan namelijk per definitie altijd wel iets sneller, beter of groter, waardoor het altijd op de loer ligt dat je nooit tevreden bent met wat je hebt. Het is nooit genoeg.
Een alternatief kon zijn om een rustige marathon te lopen, zonder me te richten op een nieuw persoonlijk record, maar dat is niet het type sporter dat ik ben. Wat dat betreft is het bij mij alles of niets. Mede daarom stel ik mezelf tegenwoordig vaak de potentieel confronterende vraag waarom ik iets wil. Hoe leuk vind ik hardlopen eigenlijk? En waarom zou ik een snellere marathon willen lopen? Omdat ik competitief ben en er alles uit wilde halen? Of komt het voort uit ijdelheid? ‘Ik heb een marathon gelopen in 3:14’ is een lekker zinnetje om te zeggen en doet het goed op verjaardagen en op Instagram. Hoe belangrijk vind ik dat?
Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat ik echt van hardlopen ben gaan houden, maar dat het moeten stellen van de vraag of ik zin had om een nieuw hardloopavontuur aan te gaan, het bewijs was dat ik er nog geen zin in had. Anders was ik namelijk uit mezelf wel doorgegaan met hard trainen. En als dat me geen échte hardloper maakte, so be it. Ik realiseerde me dat ik veel te streng voor mezelf was en dat er geen enkele reden was om in dit soort hokjes te denken. Het was tijd om mijn voet van het gaspedaal te halen en rustig bij te komen.
Hoofdstuk 2
Vanaf het moment dat ik deze knoop had doorgehakt, ging ik volledig in de ontspanningsmodus, wat heerlijk voelde. Ik luisterde volledig naar mijn gevoel en ik had met mezelf afgesproken dat ik niet hoefde te sporten, zolang ik daar geen zin in had. En hoe langer ik niet sportte, hoe minder zin ik kreeg. Ik hoefde niets, dus ik deed niets.
In deze periode merkte ik pas hoeveel energie het marathontraject had gekost en hoezeer ik hiervan moest bijkomen. Ik genoot van de vrijheid om in het weekend naar een feestje te gaan, zonder rekening te hoeven houden met een lange duurloop op zondag. Toen we op vakantie gingen, hoefden er geen trainingskleren meer mee en als ik een hele dag op de bank wilde hangen en ’s avonds naar de snackbar wilde, dan deed ik dat.
Mentale fitheid is in een marathontraject minstens zo belangrijk als fysieke fitheid en ik merkte dat mijn mentale sportbatterij leeg was. De enige manier om deze weer op te laden was om net zo lang afstand te nemen, tot ik er vanzelf weer zin in zou krijgen. Als dat een maand zou duren, dan was dat prima. Duurde het een jaar, ook goed.
Dat ik me hier geen zorgen over maakte, kwam doordat ik mezelf inmiddels vrij goed ken. Ik weet van mezelf dat ik niet voor de rest van mijn leven op de bank wil hangen. Op een gegeven moment ga ik me ongezond voelen, krijg ik een buikje en word ik onrustig van het gebrek aan beweging. Het moment dat dit gebeurt, is het perfecte moment om weer te gaan sporten. En dat ik dan op een heel laag niveau start is aan de ene kant natuurlijk niet ideaal, maar aan de andere kant geeft het ook weer veel motivatie om weer lekker te gaan trainen.
Dat moment diende zich ongeveer een half jaar later aan, in april 2018. Alle ingrediënten om het weer op te pakken waren aanwezig, van de ongezonde levensstijl tot het steeds groter wordende buikje en het onrustige gevoel van het gebrek aan beweging.
Maar ondanks dat ik heel rustig begon, ging het niet lekker. De periode zonder hardlopen had ervoor gezorgd dat ik volledig ‘op slot’ zat. Waar ik had verwacht dat de rustmaanden na de marathon me goed zouden doen, bleek het tegendeel waar. Mijn lichaam voelde stijf en verkrampt aan en dat was tijdens het lopen te merken. Ik had niet eens echt pijn, maar ik merkte aan alles dat ik niet lekker bewoog en dat er iets niet lekker zat in mijn lichaam. Ik was kortademig en liep als een oude man. Niet iets waar je als twintiger op zit te wachten.
Ook buiten het lopen om gingen mijn kwaaltjes steeds meer opvallen: zo had ik bijvoorbeeld letterlijk moeite met van de bank afkomen en in bed had ik moeite met mezelf omdraaien. Het was niet ingewikkeld om een boosdoener voor deze ongemakken aan te wijzen: de bron van mijn stijfheid zat in mijn rug. Heel gek was het niet, want ik had een half jaar geen noemenswaardige beweging gehad.
Op deze manier doorgaan met hardlopen had geen zin, dus ik besloot om een bezoekje te brengen aan de huisarts. Die bevestigde binnen een minuut en zonder enige twijfel mijn vermoeden over mijn rug. Vervolgens had hij goed nieuws en slecht nieuws. Het slechte nieuws was dat hij constateerde dat ik een kromme ruggengraat heb, wat zorgt voor een verkeerde houding en spanning op plekken waar geen spanning zou moeten zijn.
Het goede nieuws was dat dit op zich geen probleem hoefde te zijn, zolang mijn spieren daaromheen maar sterk genoeg waren om de boel in de juiste positie te houden. Tijdens het bankhangen had ik aan spierkracht ingeboet en die spieren moesten middels oefeningen weer opgebouwd worden.
Toen ik dit hoorde dacht ik bij mezelf dat het wat mij betreft twee keer slecht nieuws was, aangezien ik een hekel heb aan het doen van oefeningen, al besloot ik dat maar niet hardop te zeggen. Maar ik had geen keuze. Wat volgde was een zomer met heel weinig hardlopen en met heel veel oefeningen. Daarnaast masseerde en kraakte mijn fysio me wekelijks, om mijn rug soepeler te maken en houden.
Gelukkig had de huisarts gelijk, want er was al vrij snel verbetering merkbaar en toen de herfst aanbrak had ik heel veel zin om weer serieus te gaan trainen. En dit keer was mijn lichaam er ook klaar voor. Waarvoor ik ging trainen wist ik nog niet, maar dat maakte niet uit. Mijn eerste prioriteit was fit raken en daarna zou ik wel zien wat er op mijn pad kwam.
Het ging lekker en binnen de kortste keren liep ik weer ‘gewoon’ duurlopen van tien kilometer op een lekker tempo van ongeveer 5:00 min/km. Ik ging van twee naar drie trainingen per week en ook dat ging goed. En toen de kerst naderde, begon ik me voor het eerst weer echt lekker fit te voelen. Voor 2019 had ik grote plannen.
Die grote plannen hadden niet alleen betrekking op hardlopen, maar ook op andere onderdelen van mijn leven. Mijn vriendin Céline en ik droomden namelijk al een hele tijd van een lange reis en ergens halverwege 2018 besloten we dat het de hoogste tijd was om deze droom te gaan waarmaken.
We hadden hard gespaard en vertrokken tussen kerst en oud en nieuw. Een retourticket hadden we niet, we lieten bewust alles open. We doken zonder al te veel concrete plannen in dit avontuur en zouden wel zien waar het schip zou stranden. Voor mijn loopplannen betekende dit dat ik steeds meer begon te dromen van trainingen en wedstrijden op de meest bijzondere plekken.
Het was trouwens ook weer niet zo dat we helemaal geen plannen hadden, want onze eerste twee bestemmingen lagen vast. We begonnen in Sri Lanka, waar we de hele maand januari zouden blijven. Onze tweede bestemming was de Filipijnen, waar we de hele maand februari zouden blijven. Daarna zouden we het wel zien.
Ondanks dat we dus relatief weinig concrete plannen hadden, koos ik van tevoren één wedstrijd uit die me aansprak en die ik sowieso wilde lopen: een halve marathon in Singapore, begin april. Ik was al eens in Singapore geweest en destijds was ik diep onder de indruk van deze stadsstaat. Het is een toegankelijke stad, die veilig en schoon is en waar, ondanks de grootte, altijd een bepaalde rust in de lucht lijkt te hangen.
Tegelijkertijd is het een plek waar veel verschillende culturen samenkomen, inclusief allerlei heerlijke gerechten. Heb je zin in Indiaas? Geen probleem. Chinees? Kan geregeld worden. Maleis? Maar natuurlijk! Maar ook als je een keertje lekker Westers wil eten, kan dat in Singapore. Daarnaast heeft de stad een enorm interessante geschiedenis, wat ik ook altijd een pré vind. Ik kon dus niet wachten om weer terug te gaan.
Eenmaal ingeschreven voor deze halve marathon had ik in mijn hoofd de smaak aardig te pakken en begon ik direct te dromen van een najaarsmarathon. Een halve in april 2019, een hele in oktober 2019. Waar dan ook. Al hardlopend de wereld ontdekken, ik was er helemaal klaar voor.